1. Medicijngebruik: let op met ‘ides’
    Voor de behandeling van diabetes type 2 bestaan verschillende typen medicijnen. De twee bekendste zijn: metformine en insuline. Gebruik je alleen metformine? Dan is er geen risico op een hypo. Hypogevaar is er als je medicijnen gebruikt die direct zorgen voor meer insuline in je bloed. Dit is het geval bij insuline, maar ook bij de zogenaamde su-derivaten (anderen geven geen hypo’s). Alles wat op ‘ide’ eindigt, valt hieronder. Weet wat je gebruikt.
  2. Bètablokkers
    Bètablokkers kunnen hypoklachten maskeren (dat effect is bij de laatste generatie pillen wel minder). Het helpt om regelmatig zelf je glucosewaarde te meten.
  3. Overleg met je diabetesverpleegkundige
    Gebruik je nog andere medicijnen dan voor je diabetes? Sommige medicijnen beïnvloeden de bloedglucosewaarde. Let op bijwerkingen als je verschillende medicijnen combineert en bespreek klachten met je diabetesverpleegkundige of praktijkondersteuner.
  4. Ziek of een feestje?
    Waarschijnlijk heb je het jezelf aangeleerd om voorafgaand aan maaltijden met dezelfde hoeveelheid aan koolhydraten, ongeveer dezelfde medicatie te nemen. Let op tijdens momenten waarop de omstandigheden anders zijn. Bij een feestje, maar ook als je geen eetlust hebt, moet je de medicatie aanpassen.
  5. Bladeren harken is óók beweging
    Hoe kan het nou dat je een hypo had?! Je deed toch niets bijzonders? Misschien heb je die middag in de tuin gewerkt, de sneeuw van de oprit geveegd, het huis van boven naar onder gestofzuigd of de hele middag in de stad geslenterd. Al deze activiteiten zijn intensieve inspanningen. Het lichaam verbruikt dan veel meer glucose dan wanneer je zit of staat. En dat zorgt voor een daling van de bloedglucosewaarde. Wees je bewust van hoeveel je beweegt op een dag en pas je voeding daarop aan.
  6. Meten is weten
    Als het eten van 5 tot 7 druivensuikers of drinken van 200 ml frisdrank (met suiker) ervoor zorgt dat je je beter voelt, dan was het waarschijnlijk een hypo. Twijfel je? Meet dan zelf je bloedglucosewaarde. Heb je geen glucosemeter, maar ben je wel bang voor een hypo? Neem dan contact op met je huisarts of praktijkondersteuner om te bespreken wat je voelt en wat het zou kunnen zijn.
  7. Leefstijlverandering? Vraag begeleiding
    Gezonder eten en meer bewegen kunnen ervoor zorgen dat je lichaam beter reageert op insuline. Wil je je leefstijl veranderen, bespreek dit dan met je diabetesverpleegkundige of praktijkondersteuner. Je medicijnen moeten dan bijgesteld worden. Evalueer met het behandelteam als de bloedglucosewaarden toch te laag of te hoog zijn.
  8. Gebruik je insuline? varieer in spuitplekken
    Als je teveel op dezelfde plek spuit kan je een verdikking in het onderhuidse vet krijgen die hard aanvoelt. Als je daar spuit, duurt het langer tot de insuline in de bloedvaatjes komt. Soms pas op het moment dat je het niet meer verwacht en dat leidt mogelijk tot een hypo. Voorkom spuitplekken door steeds minstens één vingerbreedte naast een vorige plaats te spuiten. En blijf roteren.
  9. Zomer of winter?
    Bij zomerse temperaturen wordt de insuline beter opgenomen dan in de winter. Houd de temperatuur in de gaten en pas medicijnen erop aan (in overleg met de diabetesverpleegkundige of praktijkondersteuner).
  10. Blijf aardig voor jezelf
    Diabetes type 2 is een ingewikkelde ziekte met een enorme impact op het dagelijks leven. Blijf mild voor jezelf als het een keer mis gaat en leer ervan. Soms is het niet bekend waarom het misgaat, ook experts weten dat niet altijd. Dat is frustrerend, maar moet je accepteren.

Auteur: Rineke Wisman voor Diabc, met dank aan het diabetesverpleegkundigenteam van het Máxima Medisch Centrum

Misschien interesseert dit je ook?

Blijf op de hoogte via onze nieuwsbrief!