Manieren van glucosewaarde meten

De hoeveelheid glucose in je lichaam kun je meten met de ‘vingerprikmethode’ of met een glucosesensor.

Glucosewaarde meten met een bloedglucosemeter

Bij de vingerprikmethode prik je met een prikpen in je vinger en de druppel bloed doe je op een teststrip. De teststrip plaats je in een bloedglucosemeter en die meet de hoeveelheid glucose in het bloed. De glucosewaarde kun je aflezen op de bloedglucosemeter.

Glucosewaarde meten met een sensor

Een glucosesensor is een klein apparaatje dat je op je arm of buik aanbrengt. Een sensordraad in het apparaatje wordt (nauwelijks voelbaar) onderhuids ingebracht en meet daar voortdurend hoeveel glucose er in jouw lichaam zit. De glucosewaarde kun je aflezen met een app op je telefoon of met een speciale reader.

Verschillende soorten glucosesensoren

Er bestaan twee typen sensoren: de Continue Glucose Monitoring (CGM) en de Flash Glucose Monitoring (FGM). De CGM meet continu de glucosewaarden en geeft dit automatisch door aan je reader, app op je telefoon of aan je insulinepomp. De FGM meet ook continue maar daarbij kun je de waarde pas aflezen nadat je de sensor scant met je telefoon of reader.

Het verschil tussen meten met bloedglucosemeter en glucosesensor

De manier waarop de glucosewaarde gemeten wordt met een sensor is anders dan met een bloedglucosemeter.

  • Bij de vingerprikmethode meet je aan de hand van een druppeltje bloed de hoeveelheid glucose die op dat moment aanwezig is in het bloed. Het voordeel is dat het een relatief goedkope manier van meten is en dat veel mensen deze methode kennen. Het nadeel is dat meten met een bloedglucosemeter een momentopname is. Je weet niet of je waarde daalt of stijgt. Als je na een uur wilt weten wat je bloedglucosewaarde is nadat je gegeten of bewogen hebt dan moet je opnieuw prikken.
  • Met een glucosesensor wordt de glucosewaarde bepaald via het weefselvocht van het lichaam (interstitiële meting). Deze manier van meten is net zo nauwkeurig als met een bloedglucosemeter, maar er zit wel een tijdsvertraging in. Het voordeel van een sensor is dat het je een compleet beeld geeft van het verloop van je bloedglucosewaarde. Een sensor blijft 7 tot 15 dagen zitten, afhankelijk van het soort sensor. Je kunt op ieder moment eenvoudig de waarde aflezen en hoeft tussentijds niet te prikken. Een grafiek laat een trend van je glucosewaarde in de afgelopen uren zien en geeft aan of je waarde daalt of stijgt. Het nadeel is dat een sensor een dure manier van meten is en dat nog niet alle zorgverleners ervaring hebben met deze manier van meten.

Welke methode kies jij?

Als je 4x per dag insuline gebruikt, kom je in aanmerking voor vergoeding van een bloedglucosemeter, met een prikpen en teststrips en voor een FGM. Voor de vergoeding van een CGM zijn er aanvullende criteria. Kom je niet in aanmerking voor vergoeding dan kun je ervoor kiezen zelf een bloedglucosemeter of glucosesensor aan te schaffen. Een sensor kun je bestellen bij een hulpmiddelenleverancier of rechtstreeks bij de fabrikant. Op dvn.nl lees je meer over de vergoeding van glucosesensoren.

Misschien interesseert dit je ook?

Blijf op de hoogte via onze nieuwsbrief!